Gelijke rechten
De Remonstranten hechten aan het non-discriminatie beginsel. Dit betekent dat alle kerkelijke functies open staan voor mannen en vrouwen. Vrouwen kunnen al sinds de eerste helft van de twintigste eeuw predikant worden. De Remonstranten waren de eerste kerk binnen de Wereldraad van Kerken waar het huwelijk werd opengesteld voor paren van hetzelfde geslacht. Dit gebeurde in 1986. In het contact met andere kerken onderstrepen de Remonstranten het belang van het non-discriminatie beginsel.
Hoe kwam dat besluit om het huwelijk open te stellen bij de Remonstranten tot stand?
Het begon in 1978. Er werd een commissie ingesteld die de kerkorde zou wijzigen. De eerste bespreking was op 28 oktober 1978 in de vergadering van het landelijk bestuur (Commissie tot de Zaken). Predikant Jan van Goudoever opperde in deze vergadering de mogelijkheid om het ‘homofielenhuwelijk’ te bestuderen. Er werd met instemming gereageerd. De noodzaak om de kerkorde te veranderen had ook met andere onderwerpen te maken. In de jaren zeventig was de Remonstrantse Broederschap veranderd. Er waren bijvoorbeeld samenwerkingsgemeenten ontstaan met andere vrijzinnige gemeenten zoals de Doopsgezinden. En de kerkorde moest op dit punt worden bijgesteld. Ook was de taal verouderd. Het ging dus om een totale herziening.
Was het thema homoseksualiteit makkelijk bespreekbaar in die tijd?
Het was zeker niet zo dat homoseksualiteit onder remonstranten openlijk besproken werd voor die tijd. Meestal gebeurde dat in bedekte termen of werd er lacherig over gedaan. Er waren predikanten van wie je wist dat ze homoseksueel waren, maar echt ermee naar buiten treden, gebeurde niet. De rol om in de kerkordecommissie ook het thema relaties te bekijken, werd vervuld door de Leidse hoogleraar (godsdienstwijsbegeerte en ethiek) professor L.J. van Holk. Van Holk zelf was gescheiden. Het thema relaties stelde hij ruimer dan alleen homoseksualiteit. In de jaren zeventig gingen mensen ‘hokken’. Deze nieuwe ontwikkelingen dienden kerken te betrekken bij de inrichting van het kerkgenootschap. In deze periode kwamen allerlei samenlevingsvragen aan de orde. Er was sprake van een trend om je als kerk niet uitsluitend te laten leiden door de dominante (burgerlijke) cultuur van die tijd. Bij haar afscheidstoespraak in 1985 stelde de toenmalige voorzitter Lideke In ’T Veld dat vragen over huwelijk en liefde te weinig onderdeel uitmaakten in het onderlinge gesprek in kerken. Kerken liepen met een wijde boog om het onderwerp discriminatie van homo’s heen.
Hoe lukte het bij de Remonstranten om dit besluit te nemen?
De kerkordecommissie ging van start. Het thema seksualiteit en relaties werd geagendeerd voor een landelijke Algemene Vergadering van Beraad in 1982. In 1984 werd er een werkgroep levensverbintenissen ingesteld. Een zorgvuldig traject werd ontworpen met gespreksmateriaal voor gemeenten. Er zat een goede video bij en natuurlijk een rollenspel waarbij een kerkenraadslid boos wegliep uit een vergadering, omdat twee homo’s in zijn kerk zouden trouwen.
Waren andere kerken blij met het besluit van de Remonstranten?
De Remonstranten brachten de ontwikkelingen in hun kerk en hun voornemens om het huwelijk open te stellen ook in bij de Nederlandse Raad van Kerken waar ze deel van uitmaken. Emancipatie van vrouwen was al een belangrijk thema in de oecumene. Maar in vergaderingen van de Raad van Kerken werd op de besprekingen en besluitvorming binnen de Remonstrantse Broederschap afstandelijk theologisch gereageerd.
Hoe dacht de politiek erover?
De remonstrantse voornemens om het huwelijk open te stellen leidden ook tot kamervragen. De SGP vroeg aan de toenmalige minister van justitie of de remonstranten niet strafbaar waren door het kerkelijk huwelijk aan te bieden aan mensen die formeel niet getrouwd waren. Volgens de minister was dit niet zo. De Remonstranten omzeilden de kritiek dat we iets illegaals deden door een ander woord dan huwelijk te gebruiken namelijk levensverbintenissen. Alle relaties hetero en homo vielen voortaan onder deze term.
Waren de Remonstranten echt zo eensgezind op dit punt?
Tijdens de gesprekken in gemeenten bleek dat er zeker weerstand was tegen het voornemen om de kerkorde op het punt van relaties te wijzigen. Er werden soms ongelooflijk denigrerende opmerkingen gemaakt waar homo’s bij waren. Heel belangrijk bij dit soort gesprekken waren de ouders van homoseksuele mannen en vrouwen. Zij waren ware pleitbezorgers voor het geluk van hun kinderen. Zij zagen kans om eindelijk hun verhaal te doen. ‘Wij zien het geluk van onze kinderen.’ Zij brachten op een geloofwaardige wijze naar voren dat intimiteit, intensiteit en duurzaamheid ook bij homoseksuele relaties horen. Die opstelling van de ouders maakte heel veel indruk. Uiteindelijk nam de Algemene Vergadering van Bestuur het besluit in 1986 om de kerkorde te wijzigen op het punt van relaties. Ook huwelijken van mensen van verschillend geslacht heetten voortaan levensverbintenissen. Voor het eerst in de geschiedenis konden homo’s in de kerk ‘trouwen’ en werd hun wederzijdse liefde kerkelijk legitiem. Natuurlijk waren er opzeggingen en enkele boze predikanten. Sommigen grepen voor hun bezwaren terug op Hugo de Groot. Toch was er vooral bijval. De gedachte was dat theologie ook leeft bij de gratie van herinterpratie. Theologie dient nimmer tot ideologie te verworden.